bak (voorwerp)

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik vul de bak met water.

Er hangen hier bakken met plastic bloemen aan onze hekken.

Ze laat een houten bak in haar woonkamer zien, vol met alles wat ze verzamelde.

Een paar bakken bier

De regen kwam met bakken uit de hemel.

Nu ga ik volle bak, geef ik alles.

De grote bakken in de loods worden gevuld met militaire uitrusting.

Het was een prachtige dag en we begonnen met een lekker bakkie koffie met cake.

' Hun vader, onze zoon, zit al jaren in de bak, en hun moeder is verslaafd.

Het haardhout wordt verkocht in vierkante bakken waar een vaste kuub in past.

Achter de bank staat een bak op wieltjes voor het speelgoed.

De lege bakken worden vervolgens in Rotterdam weer geladen.

Ook het bakje van Sarah zit, zoals veel bakjes, vol dingen die naar andere mensen verwijzen.

Nee, hè, je komt nooit eens gezellig een bakje doen bij oma.

Wortels en pastinaken stopt Evelien in een bak met bevochtigd zand.

Seinfeld maakt een rondje met Obama en drinkt daarna een bakkie in een lunchruimte van het Witte Huis.

Laatst kocht ik een plastic bak voor m'n afwas.

Het personeel moet die bak dan alleen nog legen en de boeken op de juiste plank zetten.

De druiven kunnen het best in lage bakken verzameld worden, bij voorkeur van wit plastic.

Ik hield van Amerikaanse bakken, van Hollywood en rock-'n'-roll.

Ik rijd al jaren in een oude bak.

Dorpsbestuurder Esmin wijst naar de betonnen bakken die her en der in het dorp staan.

Dat kostte wel een enorme bak met geld.

De overwinning is géén kat in het bakkie, zei hij ook: „ We moeten er heel hard voor werken."

Volle bak, bier vloeit, happen gaan rond en om negen uur blijken alle boeken al uitverkocht: ik had de koopzucht van mijn gasten behoorlijk onderschat.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben bak als subject?

gaan

hangen

staan

zitten

object bij

Welke werkwoorden hebben bak als object?

doen

drinken

gebruiken

halen

kopen

krijgen

legen

meenemen

neerzetten

plaatsen

(4 meer)

determinator

substantief

paar

bepaling voor "bak"

adjectief, participium of numerale

Amerikaans

afgesloten

afsluitbaar

aluminium

apart

betonnen

dik

eigen

enorm

flink

(23 meer)

bepaling na "bak"

substantief

aardbeien

bagger

bier

chips

ervaring

friet

geld

groente

herrie

ijs

(10 meer)

adjectief of participium

vol

prepositiegroep of conjunctiegroep

met:

aarde

geld

speelgoed

water

zand

"bak" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

buiten

in

naast

uit

"bak" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

in de bak zitten

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met bak?

zak

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

aan de bak gaan

aan de bak komen

aan de bak moeten

bakken [...]

bakken met [...]

de bak in [draaien, gaan]

een bak [...]

een [bakje, bakkie] doen

een bakje leut

een bakje pleur

(6 meer)

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.